Mensen van de Meldkamer: Lars Hoebers, meldkamer Limburg
Vandaag is het Europese 112 dag. Dit jaar staan de mensen die elke dag vanuit de meldkamer hulp bieden aan mensen in nood centraal. Lars Hoebers van Meldkamer Limburg doet dat al jaar en dag met veel plezier, ‘de mooiste baan bij de politie die ik heb gehad’.
Lars liep als tienjarige al rond met een politiepet op en werkt nu 18 jaar bij de politie. Hij begon als agent op straat en zag een vacature voorbijkomen op de meldkamer. “Ik vond dat het werk van een centralist soms misschien wel anders kon. Maar ik zou het werk toch echt zelf moeten uitvoeren om te ervaren of dit ook echt zo was.” Hij werkt nu als senior centralist op de meldkamer in Limburg en probeert het imago van de meldkamer af te stoffen.
“Het is zo’n mooie baan. Het is de mooiste baan bij de politie die ik heb gehad en ik heb al vele banen bij de politie gehad. Mensen weten niet wat we doen. We doen alles in ons vermogen om mensen te helpen. Daarin moeten we keuzes maken en prioriteiten stellen. Als je vijf meldingen krijgt van vernielde auto’s en een voor een reanimatie, dan is de keuze makkelijk gemaakt. Maar als je tien meldingen krijgt, waarvan vier reanimaties en ernstig letsel… Dan moet je snel beslissen. Het werk van een centralist is misschien fysiek niet zwaar, maar het vergt wel veel op mentaal en emotioneel vlak.
Je kan echt het verschil maken. Als door mijn aansturing als centralist een verdachte wordt aangehouden ben ik natuurlijk blij. Als er echter door onze coördinatie een levensreddende actie succesvol wordt afgehandeld dan geeft dat mij nog meer voldoening. Nadeel is dat je nooit bedankjes krijgt. We zijn onzichtbaar voor de mensen. We krijgen wel reacties van de collega’s op straat. Zij merken het wel. Mijn doel als centralist is om mensen te helpen en collega’s veilig thuis te laten komen.
Een tijdje terug kregen we een melding die in eerste instantie onschuldig leek. Maar uiteindelijk is een collega op straat overleden. Voor de veiligheid staat je leven op het spel. Dat hakt erin en maakt ook veel bij ons als centralisten los. Ook al ging het om een collega die ik niet persoonlijk kende …. Het voelt wel als een soort van familie.
Je krijgt meldingen waar het om spant. Leven of dood. Je moet dit vanaf je stoel managen zonder er zelf fysiek bij te zijn. Dat vind ik moeilijk. Je moet het doen met de informatie die je over de telefoon krijgt. Je moet hier een beeld van vormen en van daaruit snel beslissen wat nodig is. Jouw beeld en de werkelijk situatie kunnen verassend verschillend zijn. Soms wil ik graag in een politieauto stappen en zelf ter plaatse gaan. Zo nu en dan zit ik een dienst op een auto om het contact met de straat te houden. Hiermee houd ik contact mijn collega’s op straat en kan ik met hen het gesprek aangaan over hetgeen wij doen op het Operationeel Centrum. Ik vind dat je als centralist een ambassadeur moet zijn van je afdeling.
In mijn vrije tijd doe ik vrijwilligerswerk. Ik begeleid terminaal zieke mensen naar hun laatste wens. Bij het helpen van anderen cijfer ik mezelf soms weg. Op het Operationeel Centrum heb je niet altijd om te eten of naar het toilet te gaan. Natuurlijk is dat vervelend maar dat doe je omdat andere mensen je hulp dringend nodig hebben. Soms hangen er levens van af. Omdat levens ervan afhangen.”